Waarom software geen bezit mag zijn
door Richard StallmanHet informatietijdperk zorgt ervoor dat we steeds makkelijker informatie kunnen kopiëren en wijzigen. Computers gaan dit makkelijker maken voor iedereen.
Niet iedereen wil dat het makkelijker wordt. Het systeem van auteursrechten maakt van programma's bezit en veel eigenaren willen niet dat ook anderen hier voordeel van hebben. Ze willen niet dat wij -die hun software gebruiken- deze software ook kunnen kopiëren of wijzigen.
Het auteursrecht ontstond gelijk met de drukpers—een techniek voor massaal kopiëren. Het auteursrecht paste prima bij deze technologie omdat dit recht het massaal kopiëren aan banden legt. Lezers van boeken werden hierdoor niet beperkt. Een doorsnee lezer, niet in het bezit van een drukpers, kon altijd nog een boek kopiëren met behulp van pen en papier. Weinigen werden hiervoor voor de rechter gesleept.
De digitale technieken zijn wat flexibeler als de drukpers: informatie in digitale vorm is erg makkelijk te kopiëren en te delen met anderen. Die flexibiliteit past niet goed bij het auteursrecht. Vandaar de steeds drastischer maatregelen om toch het auteursrecht op software te handhaven. Neem bijvoorbeeld deze methodes van de Business Software Alliance (BSA):
- Grootscheepse propaganda met de boodschap dat het fout is om tegen de wil van de eigenaren in te gaan om een vriend te helpen.
- Aanmoedigingen tot het verklikken van collega's.
- Invallen (met hulp van politie) in scholen en bedrijven, waarbij mensen wordt wijsgemaakt dat ze moeten bewijzen onschuldig te zijn aan illegaal kopiëren.
- Het vervolgen van personen (door de Amerikaanse overheid, op verzoek van de SPA [Amerikaanse tegenhanger van de BSA]) zoals David LaMacchia van het MIT, niet voor het kopiëren van software (daarvan wordt hij niet beschuldigd), maar alleen vanwege het onbeheerd laten staan van kopieer apparatuur en geen beperkingen te leggen op het gebruik ervan.[1]
Alle vier methoden hebben veel weg van de werkwijze zoals die in het voormalig Oostblok werd gebruikt, waar iedere kopieermachine een bewaker had om te controleren of niemand verboden kopieën maakte en waar mensen aan waren gewezen op het clandestien doorgeven van informatie als "samizdat". Er is echter ook een verschil: in het voormalig Oostblok had dit een politieke reden; in het vrije westen draait het om winst. We hebben echter last van de methodes, niet van de motieven. Ieder poging het delen van informatie aan banden te leggen, maakt niet uit waarom, leidt tot dezelfde methoden en dezelfde hardvochtigheid.
Software eigenaren hanteren verschillende argumenten waarom zij zouden mogen bepalen hoe wij informatie gebruiken:
- Taalgebruik.
Eigenaren gebruiken beladen begrippen als "piraterij" en "diefstal", of vaktermen als "intellectueel eigendom" en "schade". Het publiek daarmee een bepaalde gedachtegang op dringend---een (te) simplistisch verband tussen software en voorwerpen.
Onze associatie bij materieel bezit is eerder of het goed of slecht is om een voorwerp van iemand anders te stelen. Een verband met het maken van een kopie is minder snel gelegd. Eigenaren willen toch vooral dat wij dat eerste verband leggen.
- Overdrijven.
Eigenaren beweren dat zij -economische- "schade" lijden wanneer gebruikers voor zichzelf kopieën maken. Het kopiëren heeft echter geen direct gevolg voor de eigenaar, en het schaadt niemand anders. De eigenaar kan alleen schade lijden wanneer degene die de kopie maakt hem er anders voor zou hebben betaald
Even nadenken en je beseft dat de meeste van deze mensen er geen geld voor zouden neertellen. Eigenaren van software baseren hun "verliezen" echter wel degelijk op het gegeven dat iedere kopie anders ook gekocht zou worden. Dat is de zaken overdrijven--en dan zeg ik het netjes.
- De wet.
Eigenaren hebben het vaak over de wet en de zware straffen die ze ons in het vooruitzicht kunnen stellen. Daarbij wordt er impliciet van uit gegaan dat de huidige wetten het resultaat zijn van boven alle kritiek verheven ethiek—en de bijbehorende straffen dus onvermijdelijk.
Deze gedachtegang houdt natuurlijk geen stand als je er even kritisch over nadenkt; het doel is een bepaalde mores te ondersteunen.
Het is een feit dat wetten niet over goed of fout beslissen. Iedere burger zou dat moeten weten. In de vijftiger jaren was het in een aantal staten van de VS wettelijk verboden voor zwarten om voorin de bus te zitten; maar alleen racisten zouden beargumenteren dat dit goed was.
- Natuurlijk recht.
Auteurs hebben het vaak over een speciale band met de programma's die ze gemaakt hebben. Daarom vinden ze dat hun belangen wat betreft dit programma altijd belangrijker zijn dan die van alle anderen. (Meestal zijn het trouwens bedrijven en geen auteurs die de rechten op software hebben, maar we worden geacht dit gemakshalve even te vergeten).
Deze auteurs schrijven dus de volgende ethische stelling voor: de auteur is belangrijker dan jij. Als zo'n zelfde bekende auteur van software kan ik alleen maar zeggen dat dit de grootste onzin is.
Er zijn twee redenen te bedenken waarbij mensen begrip kunnen opbrengen voor het feit dat anderen het recht op iets opeisen.
Eén van die redenen betreft het kunstmatige verband met het bezit van een voorwerp, een object. Als ik stamppot maak, vind ik het niet leuk wanneer iemand anders die eet, want dan kan ik het niet eten. Mijn nadeel is precies de ander zijn voordeel: slechts één van ons kan die stamppot eten, de vraag is wie? Het kleinste onderscheid kan daarbij in het voordeel van één van ons uitvallen.
Maar als je een programma gebruikt of wijzigt is dat rechtstreeks van invloed op jou maar slechts indirect op mij (de auteur). Wanneer je een kopie aan een vriend geeft heeft dat veel meer betrekking op jou en je vriend dan op mij. Ik zou de macht niet mogen hebben om je dat te verbieden. Die macht zou niemand moeten hebben.
De tweede reden is dat ons is wijsgemaakt dat dit natuurlijke recht van de auteur een geaccepteerde en onomstreden traditie is in onze samenleving.
Historisch gezien is juist het tegenovergestelde het geval. Een voorstel om dit natuurlijke recht van auteurs in de Amerikaanse grondwet vast te leggen werd juist verworpen. Vandaar dat de grondwet het auteursrechten systeem toestaat en niet verplicht stelt; dat is tevens de reden dat het tijdelijk moet zijn. Er staat ook in dat het auteursrecht er is om vooruitgang te stimuleren—niet om auteurs te belonen. De auteursrechten beloont auteurs een beetje, en uitgevers nog meer, maar dat is om hun gedrag te veranderen.
De echte gevestigde traditie binnen onze maatschappij is dat het auteursrecht indruist tegen het natuurlijk recht van de gemeenschap—en dat dit alleen recht van bestaan heeft in het belang van die gemeenschap.
- Economische belangen.
Het laatste argument om eigendom van software te vergoelijken is dat dit zou leiden tot de productie van meer software.
In tegenstelling tot de anderen, bevat dit argument logica. Het is gebaseerd op een geldig streven—gebruikers van software tevreden stellen. Verder staat het empirisch vast dat mensen meer produceren naar gelang ze daar beter voor betaald worden.
Het economische argument gaat echter uit van een verkeerde aanname: dat het verschil in productie wordt bepaald door hoeveel geld we bereid zijn te betalen. Het gaat er van uit dat we "productie van software" willen, of de software nu een eigenaar heeft of niet.
Men accepteert deze aanname omdat dit overeen komt met onze ervaringen als het gaat om echte dingen. Een belegd broodje bijvoorbeeld. Je zou een zelfde broodje gratis kunnen krijgen of voor een bepaalde prijs. In dat geval is dat wat je betaald het enige verschil. Betaald of niet, het broodje blijft hetzelfde, met dezelfde smaak, zelfde voedingswaarde en je kunt het altijd maar één keer opeten. Of je het broodje nu krijgt van een eigenaar of niet heeft alleen effect op het bedrag wat je moet neertellen.
Dit geldt voor alle materiële zaken—of het nu wel of geen eigenaar heeft is niet direct van invloed op wat het is, of wat je ermee kunt doen als je het verkrijgt.
Wanneer een programma echter een eigenaar heeft, dan is dit heel erg van invloed op wat het is en wat je met een kopie ervan kan doen wanneer je het gekocht hebt. Het verschil zit hem niet alleen in de hoeveelheid geld. Het auteursrechten systeem moedigt auteurs aan iets te produceren—maar niet per definitie wat de gemeenschap echt nodig heeft. Het geeft een vage ethische vervuiling die ons allemaal beïnvloed.
Wat heeft de maatschappij dan nodig? Deze heeft behoefte aan informatie die echt ter beschikking staat voor het publiek—zoals bijvoorbeeld programma's die mensen kunnen bestuderen, repareren, aanpassen en verbeteren en niet alleen maar gebruiken. Wat eigenaren van software echter meestal leveren is een zwarte doos waaraan niets valt te bestuderen of veranderen.
De maatschappij heeft ook vrijheid nodig. Wanneer een programma een eigenaar heeft verliezen gebruikers de vrijheid over een deel van hun leven.
Maar bovenal moet de maatschappij vrijwillige samenwerking stimuleren bij zijn mensen. Wanneer eigenaren van software ons wijsmaken dat het op een normale wijze helpen van je buurman "piraterij" is, dan zijn ze bezig onze moraal te vervuilen.
Daarom zeggen we dat vrije software gaat over vrijheid, niet over prijs.
Het economische argument van eigenaren klopt niet, maar er is wel degelijk een economische kant. Sommigen maken nuttige software omdat ze het leuk vinden of om hun kunnen te laten zien; als we echter meer software willen hebben dan deze mensen op dit moment maken dan zullen we hiervoor fondsen moeten werven.
Al zeker tien jaar proberen ontwikkelaars van vrije software op verschillende manieren fondsen te werven, met wisselend succes. Niemand hoeft daar rijk van te worden; het gemiddelde inkomen is voldoende aansporing voor banen die minder leuk zijn dan programmeren.
Jarenlang, totdat een toelage dit overbodig maakte, heb ik in mijn onderhoud voorzien door op verzoek aanpassingen te maken in de vrije software die ik had geschreven. Iedere aanpassing werd aan het standaardpakket toegevoegd en kwam dus weer voor eenieder beschikbaar. Klanten betaalden me zodat ik zou werken aan de wijzigingen die zij wilden, in plaats van wijzigingen die ik anders in een andere volgorde gedaan zou hebben.
Sommige programmeurs van vrije software verdienen hun geld door het verkopen van ondersteuning bij die programma's. Cygnus Support, met 50 werknemers in dienst (toen dit artikel werd geschreven), schat dat zo'n 15 procent van hun activiteiten het ontwikkelen van vrije software is—een respectabel percentage voor een software bedrijf.
In de jaren negentig financierde bedrijven als Intel, Motorola, Texas Instruments en Analog Devices, de verdere ontwikkeling van de GNU compiler voor de programmeertaal C. Intussen is de GNU compiler voor Ada gefinancierd door de Amerikaanse luchtmacht en wordt nu voortgezet door een bedrijf dat hier speciaal voor is opgericht.
De beweging voor vrije software is nog klein en jong. Maar het voorbeeld van de door luisteraars ondersteunde radio in dit land [de VS] toont aan dat het mogelijk is om grootschalige activiteiten te ontplooien zonder dat iedere gebruiker gedwongen is te betalen.
Als computergebruiker kan het zijn dat je op een gegeven moment auteurs rechtelijke software gebruikt. Als een vriend je vraagt een kopie voor hem te maken zou het fout zijn hem dit te weigeren. Samenwerking is belangrijker dan kopieer rechten. Maar stiekeme, ondergrondse samenwerking ondermijnt de normen en waarden van een maatschappij. Men zou ernaar moeten streven een open en eerlijk leven te leiden waarbij je trots op jezelf kunt zijn. Dit betekent dat je "nee" moet zeggen tegen auteurs rechtelijke software.
Je verdient het om openlijk en vrijelijk te kunnen samenwerken met andere mensen die software gebruiken. Je verdient het om erachter te kunnen komen hoe een programma werkt en dit je studenten als lesmateriaal aan te kunnen bieden. Je verdient het om de vrijheid te hebben je favoriete programmeur in te huren om het programma te maken als het stuk gaat.
Je verdient vrije software.
Voetnoot
- De rechtszaak ging niet door.
Dit artikel is opgenomen in Free Software, Free Society: The Selected Essays of Richard M. Stallman.